Operapaus Gerard Mortier overleden

Dit is een gearchiveerd bericht

10.03.2014

"De man die opera anders maakte." 

Stephan Moens schildert in de Morgen van vandaag een portret van deze bevlogen Operapaus.

"Hoe kon een bakkerszoon uit Gent zo onweerstaanbaar uitgroeien tot de vernieuwer die de opera nodig had?" Stephan Moens werd operarecensent van de Morgen toen Gerard Mortier zijn eerste stappen zette bij De Munt, en observeerde als bevoorrechte getuige de ontbolstering van een bevlogen professional én dilettant.


Er zijn van die momenten die je nooit vergeet. In de jaren zeventig van de vorige eeuw had ik in Wenen, waar ik toen woonde, heel veel opera gezien, met de beste zangers van die tijd. La Clemenza di Tito bijvoorbeeld, van Mozart, met Werner Hollweg, Teresa Berganza, Arleen Augér, Edda Moser, Kurt Rydl.Terug in België zag ik Clemenza opnieuw. Het was in het eerste seizoen van Gerard Mortier in De Munt. Bewondering voor de zangers was er nog altijd, al waren de namen veel minder bekend. Maar het gevoel waarmee je buitenging, was compleet verschillend: er was een klinkend beeld in je geheugen geprent, dat zowel het witte decor met de vele symbolische zetstukken bevatte als de stuwende tijdsdramaturgie en het lijden van de personages.

Niet zoveel later werd ik operarecensent bij de Morgen. Mijn leven was veranderd.Nog zo'n moment speelde zich twintig jaar later af in Bochum. Mortier leidde in een bus enkele journalisten rond langs de plaatsen waar hij zijn 'Ruhrtriennale' zou laten spelen. We stonden op de werf van de verbouwing van de Jahrhunderthalle, een industrieel gebouw van rond 1900 in glas en metaal. Hij nam met zijn korte armen en benen de maat van de enorme hal: "Formidabel, toch? Ongelooflijk! Meer dan honderd meter lang! Hier komen drie grote zalen, elk voor duizend toeschouwers, een splinternieuwe foyer..."Voorlopig was er vooral modder en puin. Maar hij zag al de grootste opvoeringen: "Saint-François d'Assise van Messiaen, in een decor van Ilya Kabakov. Hij wil een enorme kegel van het publiek tot aan het glazen plafond, dat dan iets wordt als de glasramen van een kerk, met duizenden lichtjes errond." Een beetje verder: "Hier zal Pina Bausch Le Sacre du Printemps doen". En in het midden: "Hier laat ik het totaaltheater van Gropius en Piscator nabouwen en daarin toon ik Le soulier de satin van Claudel.

"Een wolkenmeter en een revolutionair.

José Van Dam zei ooit dat Gerard Mortier het beroep van opera-intendant "letterlijk opnieuw heeft uitgevonden" en dat hij "op zijn eentje het werk verzet van hele teams in andere huizen". Reeds bij zijn leven bestond er een mythe-Mortier, die door zijn adepten graag in stand werd gehouden. Maar wat is er van waar?

Uiteraard, na de leertijd in Duitsland en Parijs achtereenvolgens De Munt uit het slop halen en een tot nu toe ongebroken elan geven, crisismanager spelen in de Vlaamse Opera, de Salzburger Festspiele vernieuwen na het keizerrijk van Karajan, een nieuwsoortig festival opzetten in het Ruhrgebied en de monstermachine van de Parijse opera besturen: het is niet iedereen gegeven.Toegegeven: de droom om in zijn geboortestad Gent een grootschalig 'Forum voor Muziek, Dans en Beeldcultuur' te bouwen werd de das omgedaan door Vlaamse kneuterigheid. Maar zelfs als je dat als een nederlaag beschouwt, zelfs als je - zoals hij ook zelf deed - kritische kanttekeningen plaatst bij de onomkeerbaarheid van de Salzburgse vernieuwing, zelfs als je in Parijs een zeker déjà-vu-effect niet kunt ontkennen, zelfs als je het vroegtijdig geaborteerde avontuur in New York, gepaard met een hals-over-kopsollicitatie in Bayreuth, niet als onverdeelde successen catalogeert, blijft het saldo indrukwekkend.

Hoe kon een banketbakkerszoon uit Gent dat klaarspelen? Le Soir-recensent Serge Martin heeft in een portretboek de 'methode-Mortier' samengevat in een lijstje van kenmerken: "Primaat van de muziek, werkdiscipline in een van bij het begin bij elkaar gebrachte, hechte ploeg, theatrale dimensie, openheid voor de moderniteit, ontwikkeling van een adequate infrastructuur." Mortier had in Duitsland de centrale rol van de dramaturgie in de theater- en operaproductie gezien. Niet alleen elke productie, ook een heel seizoen kon tot stand komen vanuit een dramaturgisch concept. En voor elke productie kon het ideale team worden samengesteld. Die werkwijze heeft inmiddels in alsmaar meer operahuizen ingang gevonden.De openheid voor de moderniteit was een andere kwestie. Voor zover het gaat over het vermogen om nieuwe opera's van blijvende waarde te produceren, heeft Mortier het altijd moeilijk gehad. Zowel in Brussel als in Salzburg en Parijs kwamen enkele belangrijke werken tot stand, denk maar aan The Death of Klinghoffer van John Adams of L'Amour de loin en Adriana Mater van Kaija Saariaho. Maar dat bleef beperkt en betekende zeker nog niet de grote doorbraak naar een nieuw publiek die hij van bij het begin voor ogen had.Wel succes en navolging vond de vernieuwing van de regieconcepten. Waar hij ook passeerde, introduceerde Mortier zijn steeds groeiende schare lijfregisseurs, van Karl-Ernst en Ursel Hermann en Luc Bondy over Peter Mussbach en Peter Sellars tot La Fura dels Baus en Christoph Marthaler. Uit elke periode zijn er wel beelden die je nooit vergeet. Ik noem er één, uit Brussel: de reusachtige zwaaiende vleugel in Uit een dodenhuis van Janácek. In latere jaren ging Mortier nog verder dan het regieconcept; hij stelde, zoals al vroeger in het spreektheater was gebeurd, de tekst zelf in vraag. Dat resulteerde in nieuwe stukken zoals Wolf en C(h)oeurs van Alain Platel, maar ook in experimenten zoals de door Jörg Kienberger heruitgevonden recitatieven in Mozarts Nozze di Figaro, die in Salzburg voor tumult in het publiek zorgden. De leefbaarheid van die aanpak was daarmee niet aangetoond, maar het was in elk geval een gedurfde poging.

Crisis

Gerard Mortier begon zijn carrière in een Vlaamse vereniging die Jeugd Opera heette. Zijn hele leven lang heeft hij jonge mensen voor opera willen interesseren en aan zich willen binden. Uit die kweekvijver selecteerde hij jongeren die hem interessant leken en gaf hen een kans in zijn omgeving, als dramaturg of andere medewerker. Een aantal van hen is inmiddels in zijn voetsporen getreden, zoals Serge Dorny als directeur van de opera van Lyon en Peter De Caluwe als intendant van De Munt. Men mag ook niet vergeten dat Bernard Foucroulle, nu in Aix-en-Provence, Mortiers keuze was als zijn opvolger in De Munt. Het waren wel altijd mannen die de sprong mochten wagen. Dramaturgie doordrenkte niet alleen de manier waarop Mortier werken liet uitvoeren of waarop hij seizoenen in elkaar stak; ze was in zekere zin ook de motor van zijn eigen carrière. Zijn inspiratie haalde Mortier in een eclectische lectuur en in een kring van bevriende intellectuelen. Filosofen als George Steiner, schrijvers als Amin Maalouf en cultuurcritici als Edward Said heeft hij als het ware opgezogen en geassimileerd. Die en vele andere invloeden zette hij om in een even eclectisch als bevlogen discours, dat zowel ingang vond in zijn werk als intendant als in zijn constante bespeling van de pers en de publieke opinie. Die laatste was vooral in zijn Brusselse tijd zeer efficiënt: Mortier redde er meer dan eens zijn hachje en dat van De Munt mee. In Salzburg kreeg het steekspel met de Boze Weense Pers operettekarakter; het wapen was, mede door de groeiende desinteresse van de media voor kunstzaken, bot geworden.Dat een aantal van de latere plannen van Mortier - met name het Forum voor Muziek, Dans en Beeldcultuur in Gent en zijn intendantschap bij de New York City Opera - mislukten, had ook daar mee te maken. Ook de veelvuldige ontslagdreigementen, die in Salzburg bijna een ritueel waren geworden, hadden niet meer hetzelfde effect.

Zijn laatste statie, het Teatro Real van Madrid, eindigde als een kruisiging. Mortier had er nog eens alles uit de kast gehaald. Nieuwe operacreaties (Brokeback Mountain van Charles Wuorinen, oorspronkelijk in opdracht gegeven voor New York), spraakmakende premières (Cosí fan tutte door Michael Haneke, gecoproduceerd met De Munt), vernieuwend werk (C(h)oeurs): het was er allemaal. Maar op de een of andere manier paste het niet in het protserig gerestaureerde gebouw.En toen kwam de crisis. Het Europese project, waar Mortier 100 procent in geloofde, vertoonde breuken. Hij weigerde te geloven dat die crisis een puur economische kwestie was: "Het is een diepgaande verandering van de samenleving, inclusief de economie. De reden is dat de ware onderwerpen, zoals veroudering, globalisering, educatie, klimaatwijziging, achteruitgang van de democratische instellingen... niet echt worden aangepakt. Laat staan de kunsten: die zijn gewoon een speeltje geworden, dat je niet meer koopt als het geld op is." Nochtans waren de kunsten - toen al, bij La Clemenza di Tito in Brussel - voor hem de basis en het cement van de Europese cultuur. Als ondanks alles het bewustzijn dat Europa geen toekomst heeft zonder de kunsten kan voortleven, dan is zijn beeldenstormend karakter niet vergooid geweest.---

Tekst: Stephan Moens (citaat uit het artikel dat op 10 maart in de krant De Morgen verscheen)

Verwante items in de databank

Personen/groepen:Gerard Mortier (artistiek leider)

Terug Meer nieuws