Amateurkunsten in beeld gebracht

Dit is een gearchiveerd bericht

02.12.2009

Eén op drie Vlamingen beoefent in z’n vrije tijd een creatieve hobby. Bij jongeren loopt dit zelfs op tot 64,3 procent regelmatige beoefenaars. Naast ‘ontspanning’ en ‘zelfontplooiing’ spelen sociale motieven zoals ‘gezelligheid’ of ‘samenzijn met vrienden’ een grote rol. Dat blijkt uit recent bevolkingsonderzoek van de VUB en UGent bij ruim 2.250 Vlamingen.

37 procent van de Vlamingen heeft een artistieke vrijetijdsbesteding. Een cijfer dat een stuk hoger ligt dan tot nu toe werd aangenomen. Vooral jongeren en vrouwen zijn actief in de amateurkunstensector.
‘Niet de hoeveelheid amateurkunstenaars is verrassend, maar wel de regelmaat waarmee ze hun hobby beoefenen’, stelt professor Mark Elchardus (VUB). Een ruime groep zegt namelijk minstens één discipline per week te beoefenen of minstens twee disciplines meerdere keren per maand.
Kaat Peeters, coördinator van het Forum voor Amateurkunsten, speelt hierop in. ‘De amateurkunstensector kent dan ook een ruime waaier aan kunstdisciplines met voor elk wat wils. Fotografie, een instrument bespelen en korte gedachten schrijven, behoren tot de top drie van meest beoefende kunstvormen. Tekenen en multimedia volgen.’ Beeldexpressie en beeldende kunsten tellen het grootste aantal occasionele beoefenaars, terwijl zang en toneel, die lager in de ranking staan, meer frequente beoefenaars aantrekken aangezien deze disciplines veel tijd in beslag nemen en vaak in groepsverband gebeuren. Deze verscheidenheid aan kunstdisciplines zal trouwens op zondag 2 mei 2010 te bewonderen zijn op het ‘Festival voor de Amateurkunsten’ in Gent waar je duizenden amateurkunstenaars aan de slag kan zien. Alle info hierover op www.festivalvandeamateurkunsten.be.

Opvallend is de daling van het aantal beoefenaars naarmate de leeftijd stijgt. Van de 14- tot 17-jarigen noemt niet minder dan 75,2 procent zich amateurkunstenaar. 64,3 procent is zelfs vaak met kunst bezig. In de leeftijdscategorie 18- tot 34-jarigen blijft het aantal beoefenaars vrij hoog met 47,8 procent. Kinderen krijgen, betekent niet automatisch dat de beoefenaars massaal afhaken. De regelmaat waarmee ze beoefenen daalt wel. Andere oorzaken om te stoppen met amateurkunsten zijn een gebrek aan tijd en andere hobby’s. Vooral mannen halen deze laatste reden aan. Vanaf 35 jaar zakt het aantal frequente amateurkunstenaars naar één op vier, bij 55-plussers naar één op vijf en 65-plussers halen net geen 12 procent meer. Professor Elchardus is verbaasd over deze dalende trend. ‘Dit kan enkel verklaard worden door de tijdsgeest waarin deze oudste generaties opgroeiden. Nu zijn creativiteit, culturele vorming en participatie hot items in de opvoeding en op school. Dat deze stimulansen vroeger veel minder groot waren, heeft blijkbaar tot op de dag van vandaag invloed. Er heeft zich geen inhaalbeweging meer voorgedaan, ook al hebben senioren meer vrije tijd.’ Kaat Peeters van het Forum benadrukt wel dat de amateurkunstensector meer nog dan in andere vrijetijdssectoren, jong en oud verenigt. ‘Het is mooi om zien dat bv. een jonge kerel samen met een vrouw die zijn moeder of zelfs grootmoeder zou kunnen zijn, wekenlang op de planken staat ter voorbereiding van een theaterstuk. Deze intergenerationaliteit beschouwen wij als een enorme troef.’

Mensen beginnen in de eerste plaats met amateurkunsten omdat ze zelf creatief bezig willen zijn in de vrije tijd. Vrienden geven vaak een duwtje in de rug, maar ook de nood om nieuwe mensen te leren kennen, speelt een rol. Opmerkelijk is verder de iets grotere impact van ouders op kunstbeoefening, dan van de schoolse leeromgeving. Toch speelt het onderwijs volgens het onderzoek een niet te onderschatten rol. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat amateurkunstenaars méér aandacht vragen van de onderwijsinstellingen voor het organiseren van creatieve activiteiten binnen de schoolmuren.  

Hoewel drie vierde van de amateurkunstenaars sociale motieven aanhaalt als reden, bv. ‘samen zijn met vrienden’ of ‘gezelligheid’, primeren ontspanning en ontplooiingsmotieven. Amateurkunstenaars willen nieuwe dingen leren en zichzelf verder ontplooien. Vooral muzikanten vinden dat belangrijk (9,4 op 10), maar ook dansers, toneelspelers en beeldende kunstenaars houden van een uitdaging (9 op 10). ‘Uit het bevolkingsonderzoek blijkt dat 25 procent van de amateurkunstenaars ooit deeltijds kunstonderwijs volgde. Het aantal dat buiten het deeltijds kunstonderwijs een workshop, lessenreeks of vorming volgde, komt met 20 procent aardig in de buurt’, stelt professor John Lievens. ‘Algemeen genomen zijn de deelnemers tevreden over de opleidingen en de lesgevers, zowel binnen als buiten het deeltijds kunstonderwijs.’

Samen les volgen is één manier om zich te organiseren. Je hobby beoefenen in clubverband, in een vereniging of met vrienden zijn andere organisatievormen. Dans, zang en toneel zijn hierin koplopers. Andere kunstdisciplines tellen meer individuele beoefenaars. Fotografie en schrijven nog het meest. Markant detail: vrouwelijke amateurkunstenaars houden blijkbaar meer van georganiseerde verbanden dan mannen. Los van de wijze waarop amateurkunstenaars hun creativiteit bot vieren, merken we dat ze er gemiddeld 7,61 uur per week aan spenderen. Beeldende kunstenaars scoren zelfs dubbel zo hoog.

‘Amateurkunstenaars schuwen het actief engagement niet’, vervolgt Dries Vanherwegen, één van de onderzoekers die het onderzoek in goede banen leidde. Ze zijn vaker dan de gemiddelde Vlaming actief lid of vrijwilliger in een vereniging, wonen vaker (professionele) optredens en tentoonstellingen bij en lezen meer boeken of beluisteren vaker muziek. Bijna 19% van de occasionele amateurkunstenaars en meer dan 27% van de frequente beoefenaars kunnen we beschouwen als een ‘hard core’ cultuurparticipant. Zij nemen zowat aan alle cultuuractiviteiten deel en tonen interesse in alle kunst- en cultuurvormen. ‘Merkwaardig is overigens hun hoog sportief gehalte. Amateurkunstenaars doen opvallend meer aan sport als niet-amateurkunstenaars.’

Het achttien maanden durende onderzoek spitste zich niet alleen toe op de brede bevolking. Het omvatte ook een uitgebreide bevraging van meer dan 5.500 leden/geïnteresseerden die zijn aangesloten bij één van de landelijke amateurkunstorganisaties: Centrum voor Beeldexpressie, Creatief Schrijven, Danspunt, Koor&Stem, KUNSTWERK[t], OPENDOEK, Muziekmozaïek, Poppunt of Vlamo. Een overgrote meerderheid (97,5%) van de leden vindt de diensten van deze organisaties nuttig en noodzakelijk. In de eerste plaats verwachten ze informatie en documentatie, artistieke vorming, promotie van de discipline en een organisatie die opkomt voor de verdedigen van hun belangen bij de overheid.

Nog aan de hand van het ledenonderzoek ging het researchteam op zoek naar de economische aspecten van de creatieve vrijetijdsbesteding. Minder dan 15 procent geeft niets tot maximum 50 euro uit op jaarbasis, maar één op vijf besteedt per jaar meer dan 1.000 euro aan amateurkunstbeoefening. Vervoer, instrumenten/materiaal en lidgeld zijn de voornaamste uitgavenposten. De meeste leden betalen alles zelf. Eén op drie recupereert de kosten (deels) via de vereniging. Tegemoetkomingen vanuit de overheid blijven eerder beperkt. Daartegenover staan lage inkomsten. Twee derde verdient niets met zijn hobby. Wie er wel inkomsten uithaalt, doet dit vooral via optredens of voorstellingen. Lesgeven, merchandising, verkoop van cd’s, dvd’s, kunstwerken of boeken leveren minder op.

Tot slot blijkt dat amateurkunstenaars meer solidair zijn dan niet-beoefenaars. ‘Bovendien brengen hun artistieke projecten sfeer in de gemeenschap,’ zegt Kaat Peeters ‘en de brede bevolking associeert ‘amateurkunst’ met ‘enthousiasme’ en ‘creativiteit’.’

Je kan de studie raadplegen in de bibliotheek van Muziekcentrum Vlaanderen (op eenvoudige afspraak: 02/504.90.90) of hier downloaden.

Verwante items in de databank

Persknipsels/Artikels:
(Wat is dit?)
Amateurkunst blijkt vooral een zaak van jongeren (02.12.2009)

Trefwoorden: , , , ,

Terug Meer nieuws